chybí

Uit WikiWoordenboek

Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • chy·bí

Werkwoord

chybí

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord chybět
  2. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord chybět
Synoniemen
  1. chybějí