carpoolden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: carpoolden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- car·pool·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
carpoolen |
carpoolden
- meervoud verleden tijd van carpoolen
- Wij carpoolden.
- Jullie carpoolden.
- Zij carpoolden.
- Wij carpoolden.