carboniseerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • car·bo·ni·seer·den

Werkwoord

vervoeging van
carboniseren

carboniseerden

  1. meervoud verleden tijd van carboniseren
    • Wij carboniseerden. 
    • Jullie carboniseerden. 
    • Zij carboniseerden.