budgetteer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: budgetteer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- bud·get·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
budgetteren |
budgetteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van budgetteren
- Ik budgetteer.
- gebiedende wijs van budgetteren
- Budgetteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van budgetteren
- Budgetteer je?