bruineerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bruineerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- brui·neer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bruineren |
bruineerde
- enkelvoud verleden tijd van bruineren
- Ik bruineerde.
- Jij bruineerde.
- Hij, zij, het bruineerde.
- Ik bruineerde.
Gangbaarheid
- Het woord bruineerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.