bruineer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- brui·neer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bruineren |
bruineer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bruineren
- Ik bruineer.
- gebiedende wijs van bruineren
- Bruineer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bruineren
- Bruineer je?
Gangbaarheid
- Het woord bruineer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.