brouilleer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: brouilleer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- brouil·leer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
brouilleren |
brouilleer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brouilleren
- Ik brouilleer.
- gebiedende wijs van brouilleren
- Brouilleer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brouilleren
- Brouilleer je?