brevierde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bre·vier·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
brevieren |
brevierde
- enkelvoud verleden tijd van brevieren
- Ik brevierde.
- Jij brevierde.
- Hij, zij, het brevierde.
- Ik brevierde.
vervoeging van |
---|
brevieren |
brevierde