brevetje
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- [1] bré·ve·tje
- [2] bre·vét·je
Zelfstandig naamwoord
het brevetje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord breve
Zelfstandig naamwoord
het brevetje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord brevet