braveerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bra·veer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
braveren |
braveerde
- enkelvoud verleden tijd van braveren
- Ik braveerde.
- Jij braveerde.
- Hij, zij, het braveerde.
- Ik braveerde.
vervoeging van |
---|
braveren |
braveerde