Naar inhoud springen

brandde weg

Uit WikiWoordenboek
Versie door Marcel coenders (overleg | bijdragen) op 7 feb 2019 om 00:49 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} {{-syll-}} *brand·de weg {{-verb-|0}} {{ovt-enk|wegbranden}}')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • brand·de weg
vervoeging van
wegbranden

brandde weg

  1. enkelvoud verleden tijd van wegbranden
    • Ik brandde weg. 
    • Jij brandde weg. 
    • Hij, zij, het brandde weg.