bracht aaneen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bracht aan·een
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aaneenbrengen |
bracht aaneen
- enkelvoud verleden tijd van aaneenbrengen
- Ik bracht aaneen.
- Jij bracht aaneen.
- Hij, zij, het bracht aaneen.
- Ik bracht aaneen.