bouwde voort
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bouw·de voort
Werkwoord
vervoeging van |
---|
voortbouwen |
bouwde voort
- enkelvoud verleden tijd van voortbouwen
- Ik bouwde voort.
- Jij bouwde voort.
- Hij, zij, het bouwde voort.
- Ik bouwde voort.
vervoeging van |
---|
voortbouwen |
bouwde voort