Naar inhoud springen

boezemde

Uit WikiWoordenboek
Versie door Marcel coenders (overleg | bijdragen) op 5 jan 2019 om 09:56 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} {{-syll-}} *boe·zem·de {{-verb-|0}} {{ovt-enk|boezemen}}')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • boe·zem·de
vervoeging van
boezemen

boezemde

  1. enkelvoud verleden tijd van boezemen
    • Ik boezemde. 
    • Jij boezemde. 
    • Hij, zij, het boezemde.