boekhoudt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boek·houdt

Werkwoord

vervoeging van
boekhouden

boekhoudt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van boekhouden
    • ... dat jij boekhoudt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van boekhouden
    • ... dat hij boekhoudt.