boekhielden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boek·hiel·den

Werkwoord

vervoeging van
boekhouden

boekhielden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van boekhouden
    • ...dat wij boekhielden. 
    • ...dat jullie boekhielden. 
    • ...dat zij boekhielden.