blootwoelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bloot·woelt

Werkwoord

vervoeging van
blootwoelen

blootwoelt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blootwoelen
    • ... dat jij blootwoelt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blootwoelen
    • ... dat hij blootwoelt. 

Gangbaarheid