bisseerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bis·seer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bisseren |
bisseerde
- enkelvoud verleden tijd van bisseren
- Ik bisseerde.
- Jij bisseerde.
- Hij, zij, het bisseerde.
- Ik bisseerde.
vervoeging van |
---|
bisseren |
bisseerde