binnenstroomden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bin·nen·stroom·den

Werkwoord

vervoeging van
binnenstromen

binnenstroomden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van binnenstromen
    • ...dat wij binnenstroomden. 
    • ...dat jullie binnenstroomden. 
    • ...dat zij binnenstroomden.