binnenstapten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bin·nen·stap·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
binnenstappen |
binnenstapten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van binnenstappen
- ...dat wij binnenstapten.
- ...dat jullie binnenstapten.
- ...dat zij binnenstapten.
- ...dat wij binnenstapten.
- ▸ Tot hun grote verbazing was de deur niet op slot. Jeroen duwde voorzichtig, waarna ze het kantoor binnenstapten.[1]