binnenstapten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bin·nen·stap·ten

Werkwoord

vervoeging van
binnenstappen

binnenstapten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van binnenstappen
    • ...dat wij binnenstapten. 
    • ...dat jullie binnenstapten. 
    • ...dat zij binnenstapten. 
     Tot hun grote verbazing was de deur niet op slot. Jeroen duwde voorzichtig, waarna ze het kantoor binnenstapten.[1]

Verwijzingen