binnenroept
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: binnenroept (hulp, bestand)
Woordafbreking
- bin·nen·roept
Werkwoord
vervoeging van |
---|
binnenroepen |
binnenroept
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenroepen
- ... dat jij binnenroept.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenroepen
- ... dat hij binnenroept.