bijverdient

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·ver·dient

Werkwoord

vervoeging van
bijverdienen

bijverdient

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijverdienen
    • ... dat jij bijverdient. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijverdienen
    • ... dat hij bijverdient.