bijtrokken
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bijtrokken (hulp, bestand)
Woordafbreking
- bij·trok·ken
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bijtrekken |
bijtrokken
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van bijtrekken
- ...dat wij bijtrokken.
- ...dat jullie bijtrokken.
- ...dat zij bijtrokken.
- ...dat wij bijtrokken.