bijstookt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·stookt

Werkwoord

vervoeging van
bijstoken

bijstookt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijstoken
    • ... dat jij bijstookt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijstoken
    • ... dat hij bijstookt. 

Gangbaarheid