bijsleepte
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bijsleepte (hulp, bestand)
Woordafbreking
- bij·sleep·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bijslepen |
bijsleepte
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van bijslepen
- ... dat ik bijsleepte.
- ... dat jij bijsleepte.
- ... dat hij, zij, het bijsleepte.
- ... dat ik bijsleepte.