Naar inhoud springen

bijpraatten

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 12 mei 2017 om 12:15 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} <!--*{{WikiW|IPA}}: {{IPA|/xxxx/|nld}}--> {{-syll-}} *bij·praat·ten {{-verb-|0}} {{ovt-mv-bijz...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • bij·praat·ten
vervoeging van
bijpraten

bijpraatten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van bijpraten
    • ...dat wij bijpraatten. 
    • ...dat jullie bijpraatten. 
    • ...dat zij bijpraatten.