bijnam

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·nam

Werkwoord

vervoeging van
bijnemen

bijnam

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van bijnemen
    • ... dat ik bijnam. 
    • ... dat jij bijnam. 
    • ... dat hij, zij, het bijnam. 

Gangbaarheid