bijeensprokkelden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·een·sprok·kel·den

Werkwoord

vervoeging van
bijeensprokkelen

bijeensprokkelden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van bijeensprokkelen
    • ...dat wij bijeensprokkelden. 
    • ...dat jullie bijeensprokkelden. 
    • ...dat zij bijeensprokkelden. 

Gangbaarheid