Naar inhoud springen

bijeenschraapte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·een·schraap·te

Werkwoord

vervoeging van
bijeenschrapen

bijeenschraapte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van bijeenschrapen
    • ... dat ik bijeenschraapte. 
    • ... dat jij bijeenschraapte. 
    • ... dat hij, zij, het bijeenschraapte. 

Gangbaarheid