bijdeed

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·deed

Werkwoord

vervoeging van
bijdoen

bijdeed

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van bijdoen
    • ... dat ik bijdeed. 
    • ... dat jij bijdeed. 
    • ... dat hij, zij, het bijdeed.