bijdeed
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bij·deed
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bijdoen |
bijdeed
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van bijdoen
- ... dat ik bijdeed.
- ... dat jij bijdeed.
- ... dat hij, zij, het bijdeed.
- ... dat ik bijdeed.
vervoeging van |
---|
bijdoen |
bijdeed