bijbouw

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·bouw

Werkwoord

vervoeging van
bijbouwen

bijbouw

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijbouwen
    • ... dat ik bijbouw. 

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be