bezweek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zweek

Werkwoord

vervoeging van
bezwijken

bezweek

  1. enkelvoud verleden tijd van bezwijken
    • Ik bezweek. 
    • Jij bezweek. 
    • Hij, zij, het bezweek. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be