bezeverde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·ze·ver·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bezeveren |
bezeverde
- enkelvoud verleden tijd van bezeveren
- Ik bezeverde.
- Jij bezeverde.
- Hij, zij, het bezeverde.
- Ik bezeverde.
vervoeging van |
---|
bezeveren |
bezeverde