Naar inhoud springen

bevinger

Uit WikiWoordenboek
  • be·vin·ger
vervoeging van
bevingeren

bevinger

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevingeren
    • Ik bevinger. 
  2. gebiedende wijs van bevingeren
    • Bevinger! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevingeren
    • Bevinger je?