besneeuw
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·sneeuw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
besneeuwen |
besneeuw
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van besneeuwen
- Ik besneeuw.
- gebiedende wijs van besneeuwen
- Besneeuw!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van besneeuwen
- Besneeuw je?