beschuldig
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: beschuldig (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·schul·dig
Werkwoord
vervoeging van |
---|
beschuldigen |
beschuldig
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beschuldigen
- Ik beschuldig.
- gebiedende wijs van beschuldigen
- Beschuldig!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beschuldigen
- Beschuldig je?