beschilder
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: beschilder (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·schil·der
Werkwoord
vervoeging van |
---|
beschilderen |
beschilder
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beschilderen
- Ik beschilder.
- gebiedende wijs van beschilderen
- Beschilder!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beschilderen
- Beschilder je?