berechtte
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·recht·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
berechten |
berechtte
- enkelvoud verleden tijd van berechten
- Ik berechtte.
- Jij berechtte.
- Hij, zij, het berechtte.
- Ik berechtte.
vervoeging van |
---|
berechten |
berechtte