benaarstig
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: benaarstig (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·naar·stig
Werkwoord
vervoeging van |
---|
benaarstigen |
benaarstig
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zich benaarstigen
- Ik benaarstig me.
- gebiedende wijs van zich benaarstigen
- Benaarstig je!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zich benaarstigen
- Benaarstig je je?