beleerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·leer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
beleren |
beleerden
- meervoud verleden tijd van beleren
- Wij beleerden.
- Jullie beleerden.
- Zij beleerden.
- Wij beleerden.
Gangbaarheid
- Het woord beleerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.