beknibbelden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·knib·bel·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
beknibbelen |
beknibbelden
- meervoud verleden tijd van beknibbelen
- Wij beknibbelden.
- Jullie beknibbelden.
- Zij beknibbelden.
- Wij beknibbelden.
vervoeging van |
---|
beknibbelen |
beknibbelden