bekendmaakt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·kend·maakt

Werkwoord

vervoeging van
bekendmaken

bekendmaakt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekendmaken
    • ... dat jij bekendmaakt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekendmaken
    • ... dat hij bekendmaakt.