beadem

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·adem

Werkwoord

vervoeging van
beademen

beadem

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beademen
    • Ik beadem. 
  2. gebiedende wijs van beademen
    • Beadem! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beademen
    • Beadem je?