bandageerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ban·da·geer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bandageren |
bandageerden
- meervoud verleden tijd van bandageren
- Wij bandageerden.
- Jullie bandageerden.
- Zij bandageerden.
- Wij bandageerden.
vervoeging van |
---|
bandageren |
bandageerden