banaliseer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: banaliseer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ba·na·li·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
banaliseren |
banaliseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van banaliseren
- Ik banaliseer.
- gebiedende wijs van banaliseren
- Banaliseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van banaliseren
- Banaliseer je?
Gangbaarheid
- Het woord banaliseer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.