balloteer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bal·lo·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
balloteren |
balloteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van balloteren
- Ik balloteer.
- gebiedende wijs van balloteren
- Balloteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van balloteren
- Balloteer je?