balloteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bal·lo·teer

Werkwoord

vervoeging van
balloteren

balloteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van balloteren
    • Ik balloteer. 
  2. gebiedende wijs van balloteren
    • Balloteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van balloteren
    • Balloteer je?