balanceerde uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·lan·ceer·de uit

Werkwoord

vervoeging van
uitbalanceren

balanceerde uit

  1. enkelvoud verleden tijd van uitbalanceren
    • Ik balanceerde uit. 
    • Jij balanceerde uit. 
    • Hij, zij, het balanceerde uit.