Naar inhoud springen

autoreed

Uit WikiWoordenboek
Versie door DifoolBot (overleg | bijdragen) op 11 feb 2016 om 03:14 (audio nld, IPA nld)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • au·to·reed
vervoeging van
autorijden

autoreed

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van autorijden
    • ... dat ik autoreed. 
    • ... dat jij autoreed. 
    • ... dat hij, zij, het autoreed.