assaisoneerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • as·sai·so·neer·den

Werkwoord

vervoeging van
assaisoneren

assaisoneerden

  1. meervoud verleden tijd van assaisoneren
    • Wij assaisoneerden. 
    • Jullie assaisoneerden. 
    • Zij assaisoneerden.