assaisoneer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: assaisoneer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- as·sai·so·neer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
assaisoneren |
assaisoneer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van assaisoneren
- Ik assaisoneer.
- gebiedende wijs van assaisoneren
- Assaisoneer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van assaisoneren
- Assaisoneer je?